CORONA: Huurkorting Horeca - Hof Amsterdam 14 september 2020

12 November 2020

Jhr Mr N.J.M. Beelaerts van Blokland   beelaerts@salomonsbeelaerts.nl

Inmiddels zijn cafés en restaurants weer gesloten vanwege de tweede golf van coronabesmettingen. Reeds menig voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een verhuurder in dergelijke gevallen geen aanspraak kan maken op de betaling van de volledige huur. Inmiddels heeft ook het Hof Amsterdam bij arrest van 14 september jl. zijn licht laten schijnen over de gevolgen van de coronacrisis in het geval van de huur van een party- en congrescentrum (ECLI:NL:GHAMS:2020:2604).

In zijn arrest sloot het Hof Amsterdam zich aan bij het - in hoger beroep in geding zijnde - voorlopig oordeel van de Kantonrechter te Amsterdam, namelijk dat de coronacrisis gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW moet worden beschouwd. Het Hof overwoog hiertoe dat partijen deze pandemie en haar gevolgen niet in hun overeenkomst verdisconteerd hadden en over en weer ook niet van elkaar verwachten mochten dat dit wel het geval zou zijn.

De Kantonrechter had het, gelet op voornoemde onvoorziene omstandigheid, aangewezen geacht 'de pijn’ (dat wil zeggen het financiële nadeel) gelijkelijk over partijen te verdelen in de verwachting dat de bodemrechter tot een gelijk oordeel zou komen. De Kantonrechter had daarbij een korting toegepast van 50% over de periode van 15 maart tot 1 juni 2020 en 35% over de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2020. Op de maanden september, oktober, november en december 2020 had de Kantonrechter kortingen toegepast van respectievelijk 30, 20, 10 en 0%. De aldus verschuldigde huur tot en met augustus 2020 diende uiterlijk op 15 september 2020 door huurder re worden betaald en de huur over de maanden september tot en met december uiterlijk op 1 december 2020. Voor het geval een van deze beide betalingen zou uitblijven, zou huurder moeten ontruimen.

Ten aanzien van de hoogte van de door de Kantonrechter toegepaste korting stelde het Hof voorop dat daarvoor geen maatstaf bestaat zodat deze naar hun aard enigszins arbitrair zijn, maar het Hof deelde de door de Kantonrechter gehanteerde maatstaven wel.

Met betrekking tot de - toen nog toekomstige - periode van september tot en met december had de Kantonrechter, naar het voorlopig oordeel van het Hof, terecht en op een juiste manier rekening gehouden met de onzekerheid omtrent een mogelijke tweede golf door toepassing van de door de Kantonrechter genoemde percentages en door te bepalen dat de huurpenningen over de laatste vier maanden van 2020 uiterlijk op 1 december 2020 moeten zijn betaald. Achteraf bezien had de korting over maanden november en december hoger mogen liggen, maar in september was de nieuwe sluiting nog niet te voorzien. De vraag rest thans hoe een bodemrechter zal oordelen over de op dit moment bij wijze van voorlopige voorziening vastgestelde huurkortingen.  

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Niels Beelaerts van Blokland: beelaerts@salomonsbeelaerts.nl.